In 1920 startte de Franse onderwijzer Célestin Freinet (1896-1966) zijn werk op een dorpsschooltje in Bar sur Loupe. Hij werd daar geconfronteerd met een overvolle klas, weinig gemotiveerde leerlingen en een groot gebrek aan hulpmiddelen. Veel van wat hij tijdens zijn opleiding had geleerd bleek hier niet te werken. De kinderen houden zich liever bezig met dingen van buiten de school.
Onder invloed van de positieve ervaringen met uitstapjes ontwikkelde Freinet een serie technieken, die het mogelijk maakt uit te gaan van de eigen belevingswereld van kinderen en hun belangstelling. Deze technieken geven tevens de mogelijkheid tot individualisering van het onderwijs.
Daarnaast blijft er vanwege de samenwerking met anderen ruimte voor een socialiserende opvoeding.
Op basis van deze ervaringen formuleerde Célestin Freinet een viertal uitgangspunten. Niet langer staat de opgelegde kennis centraal. De leerling zelf, zijn van nature aanwezige drang de omringende wereld te onderzoeken, vormt binnen de Freinetpedagogiek het uitgangspunt.
Het Freinetonderwijs wil geen systeem zijn dat mikt op de gemiddelde leerling die in de gemiddelde tijd de gemiddelde leerstof moet doorlopen